Gevangennamen van tegenstanders
1. Wanneer wij het voor noodzakelijk zullen houden om verscherpte politiemaatregelen te nemen – het gevaarlijkste gif voor het aanzien van de staat – zullen wij met behulp van bekwame redenaars kunstmatig onlusten en uitingen van ontevredenheid te voorschijn roepen. Deze redenaars zullen bij velen instemming vinden. Dit echter zal ons als voorwendsel dienen om huiszoekingen en bewaking te laten uitvoeren door onze vertrouwenslieden, die wij in de niet-ingewijde politie geplaatst hebben.
2. Daar de meeste opruiers als het ware uit liefde voor de kunst der samenzwering handelen, zullen wij ons om hen niet bekommeren, zo lang zij niet tot de daad overgaan. Wij zullen ons er toe beperken, hen door spionnen in het oog te doen houden. Men moet in aanmerking nemen, dat het aanzien der regering verdwijnt, wanneer zij zo vaak samenzweringen tegen zich ontdekt. Want dit sluit de bekentenis van de onmacht of, wat nog erger is, van het eigen onrecht in. Gij weet, dat wij het aanzien van de niet-ingewijde vorsten ondermijnden door talrijke aanslagen, welke wij door onze vertrouwenslieden, als blinde schapen van onze kudde, lieten uitvoeren; met behulp van een paar liberale frasen kan men hen gemakkelijk tot een misdaad verleiden, vooral wanneer men er een politiek tintje aangeeft. Wij zullen de regeringen dwingen haar onmacht te bekennen door het feit, dat zij openlijk beschermingsmaatregelen nemen; want daardoor zullen wij hun aanzien verwoesten.
3. Onze vorst zal door een onzichtbare wacht beschermd worden want nooit mogen wij ook maar de gedachte laten bovenkomen, dat hij niet in staat zou zijn iedere opstand neer te slaan of dat hij zich daarvoor zou moeten verbergen. Wanneer wij zo’n gedachte zouden toestaan zoals men dat deed en nog doet, dan zouden wij daarmee het doodvonnis voor onzen vorst – en zeker voor zijn dynastie – ondertekenen.
4. Onder strenge bewaring van de uiterlijke schijn zal onze vorst zijn macht slechts gebruiken tot het welzijn van het volk, nooit echter tot zijn eigen voordeel of dat van zijn huis. Neemt hij deze houding in acht, dan zal zijn macht geëerbiedigd en door zijn onderdanen zelf gerespecteerd worden. Zij zullen hem vereren met de gedachte, dat het welzijn van iedere burger en van de maatschappelijke orde van hem afhangt. Een bescherming van de koning door zichtbare machtsmiddelen zou de erkenning van de zwakheid van zijn heerschappij zijn.
5. Onze vorst zal, wanneer hij zich onder het volk begeeft, steeds door een aantal schijnbaar nieuwsgierige mannen en vrouwen omgeven zijn, die schijnbaar toevallig de eerste rijen innemen en de overige mensen onder voorwendsel tot handhaving der orde op een bepaalde afstand van hem zullen houden. Dit goede voorbeeld zal voor de mensen aanleiding zijn zich op de achtergrond te houden. Zou de een of andere adressant zich door de menigte willen dringen om zijn aangelegenheid naar voren te brengen, dan moeten de eerste rijen het verzoekschrift overnemen en voor zijn ogen aan de vorst overreiken. Iedereen zal dan weten, dat alle verzoeken hem bereiken en dat hij zich met alle kwesties bezighoudt. De macht van de vorst geniet alleen dan aanzien, als het volk kan zeggen: “Als de koning het maar wist”, of “De koning zal het horen.”
6. Met de instelling van een officiële garde verdwijnt het geheimzinnige aanzien van de macht. Iedereen, die over een zekere stoutmoedigheid beschikt; heeft dan praatjes, en de oproerling, die zich van zijn kracht bewust is, loert slechts op de gelegenheid een aanslag te plegen. Aan de volkeren hebben wij het weliswaar geheel anders gepredikt, maar wij weten, welke kwade gevolgen de openlijke beschermingsmaatregelen voor hen hadden.
7. Wij zullen misdadigers bij de eerste min of meer gegronde verdenking in hechtenis nemen.
De vrees voor een vergissing mag er niet toe leiden, dat mensen, die van een politiek misdrijf verdacht zijn, ontvluchten, want deze daden zullen wij werkelijk onverbiddelijk bestraffen. Het kan misschien geoorloofd zijn bij gewone misdrijven op de beweegredenen in te gaan; geen verontschuldiging echter is er voor personen, die zich met politieke- vraagstukken bezig houden, waarvan niemand, met uitzondering van de regering, iets kan begrijpen. Niet eens alle regeringen zijn in staat de ware staatskunst te begrijpen.
Lees ook PROTOCOL 19 – heersers & Mensen


